Ze kende eigenlijk nog niemand, behalve Felix en Mystenia. Felix, was een raadsel geweest, niet geïnterreseerd in een nieuwe, maar dat was ook prettig geweest. Ze zuchtte even om haar beperkte sociaal leven, en liep een trap op. Ze bleef havelwege zitten, en staarde door de spijlen naar beneden. Ze hoorde iemand rondlopen, en keek geërgerd rond, iedereen had nog les, zij was een uitzondering, konden ze haar dan ook geen moment niet laten haar te storen? Ze keek nukkig naar voren, en voelde toen iets over haar struikelen. Ze keek op, en keek naar de persoon die over haar was gelopen. Ze kende hem niet, maar dat wou niets zeggen, ze kende niemand. Luid vloekend herstelde hij zijn balans en keek neer haar. Ze kreeg meteen het gevoel dat ze hem niet mocht, maar dat schudde ze snel van zich af. 'Kun je niet ergens anders gaan zitten?'' Snauwde hij nijdig en keek haar woest aan. ''Jullie Griffoendors zijn allemaal hetzelfde, altijd maar in de weg lopen en zitten.'' Siste hij haar kwaad toe. Uhu, ze mocht hem niet. 'Wel, sorry meneer, ik zal maar een bord neer zetten van 'Niet kijken, pas op, meisje zit op de trap!' Snauwde ze hem kwaad terug. Juist wat ze nodig had! Of toch, juist wat ze nodig had, iemand om af te reageren. 'En trouwens, je kent me niet eens!' Zei ze er nog bij, 'Niet dat iemand dat doet, ' Mompelde ze even, maar toch. 'Bepaald mijn afdeling dan al meteen mijn gedrag?' Ze keek hem even aan. Haar boos maken was niet een goed idee, en zeker niet nu ze zich al zo kwaad voelde. Ze keek de andere kant uit, en probeerde hem te negeren. Dat ging nogal moeilijk, aangezien ze zojuist een vraag had gesteld. Ugh.